Wanneer ben je een schrijver? Als je verhaaltjes in je hoofd hebt? Als je ze opschrijft? Als je ze publiceert? Als je gelezen wordt? Ik weet het niet precies. Wat ik wel weet, is dat ik de sprong heb genomen en mijzelf al een jaar schrijver noem. Omdat ik verhaaltjes in mijn hoofd heb. Al heel lang. Vanaf dat ik klein was, zeg maar.
Ik heb in het afgelopen jaar nog niets echt opgeschreven. Nou ja: met sommige verhalen ben ik wel bezig geweest. Eens kijken of het me in 2020 gaat lukken om daar verder mee te komen. John Lennon zei het niet voor niets: “Life is what happens to you while you’re busy making other plans”. Er gebeurt genoeg in mijn leven om het zo maar te zeggen. Ook daarover heb ik wel eens geschreven. Sommige ludieke voorvallen plaats ik wel eens op mijn Facebook-pagina. Over andere gebeurtenissen in mijn leven schrijf ik al jarenlang gedichten. Vorig jaar bedacht ik me dat ik die zou kunnen publiceren, want ja: dat is wat schrijvers doen: publiceren.
Ik heb ze daarom opgezocht, degene die op mijn computer stonden. Ik kwam daarbij ook gedichten tegen van mijn dochter en zoon. Het zit een beetje in de familie, dat dichten. Ik zette ze bij elkaar in een bepaalde volgorde. Ik vroeg een vriend illustraties te maken. Ik gaf de bundel een titel en mijn zakenvriendin publiceerde het op haar website. Ik bedacht me dat ik het wilde uitgeven ten bate van een goed doel. En organiseerde een boekpresentatie waarop het eerste exemplaar aan dat goede doel wordt uitgereikt. Elke keer dacht ik: hier gaat het mis, hier zal ik stranden. Maar nee: het is gewoon zover dat de gedichtenbundel bijna klaar is. Dus dat ik de stap naar de “openbaarheid” ga maken. Moet maken. Het is best een beetje eng. Schrijver worden. Schrijver zijn. Publiceren. Maar vooral: gelezen worden.